Vier Oudheden

Als er over de oudheid gesproken wordt denkt iedereen aan de periode voor de geboorte van Christus, in Griekenland en het Romeinse Rijk. Dan is er natuurlijk maar één oudheid. Maar binnen die oudheid kunnen vier maatschappijvormen onderscheiden worden die alle vier bij die historische periode horen. En dat in onderscheid van de tijd daarna, de tijdrekening vanaf de geboorte van Christus. Is daar een reden voor? Natuurlijk, historici onderscheiden altijd verschillende perioden en zo is het hier ook mee.

Er is ook een inhoudelijke reden. De tijd na Christus staat onder een ander voorteken. Er is iets gebeurd dat een stempel drukt, gewild of ongewild, op alle geschiedenis daarna. Dat is de zelfovergave voor een toekomende tijd. Die zelfovergave komt tot uitdrukking in het kruis van Christus. Opstanding is dat mensen door die weg geraakt worden en eveneens op een ander spoor gezet worden. Die overgave, te leven voor-een-ander en voor-een-andere-toekomst is nu ontdekt als kern van menszijn. En op die manier komt de dood niet meer aan het einde, maar aan het begin. Je leeft niet meer om jezelf.

Daarmee wordt de mens ontdaan van alle vaste vormen. Als je alle vormen kunt opgeven, kun je ook een nieuwe vorm aannemen. Dat kon voor die tijd niet. In de oudheid waren er vier maatschappijvormen die een van elkaar afgesloten leven leidden. Op zich wilden die alle vier iets goeds, maar niettemin liepen ze vast en raakten ze los van hun oorspronkelijke inspiratie.

  1. De Stam
  2. Het Rijk
  3. Griekenland
  4. Israël

De stam leeft met een oriëntatie op het verleden. De stamoudsten, de voorvaderen, hebben een wet gesteld waaraan de huidige generatie gehoorzaamt. Dat bepaalt wie vriend en vijand is, hoe huwelijken geregeld worden (en dat er zoiets is als een huwelijk überhaupt!), enzovoort. De geesten van de voorvaderen leven voort en de nu levenden moeten die geesten aan het nageslacht doorgegeven. Zo wordt de vrede bewaard.

Het Rijk vereert geen geesten maar goden. Goden zijn hemelse machten die regelen hoe het hier op aarde moet. Hun wil staat in de sterren geschreven en een farao of keizer die zoon van de goden is spreekt met het gezag van heel de kosmos. Zo zet hij iedereen aan het werk. Een keizer of farao maakt daarom zelf deel uit van de godenfamilie. Hij is God op aarde.

Griekenland is eigenlijk een mengvorm van stam en rijk, want de Griekse steden zijn voortgekomen uit stammen die sedentair werden en boven hun stamgeesten en voorvaderen een soort tweede goddelijke laag construeren. Dat waren de goden van de stad en van de landbouw. Maar Griekenland had wel een eigen kenmerk en daar gaat het hier om. De Grieken waren al wat minder vormvast omdat ze verschillende maatschappijvormen met elkaar konden vergelijken. Mensen zijn heel verschillend en toch kun je sympathie voor ze hebben. Dat is de boodschap van Homerus en van de tragedies en zelfs van de filosofie. Dat heeft de Grieken tot humanisten gemaakt: relativerend, begrip voor alles, nieuwsgierig naar de ander. Dat heeft ze niet helemaal uit de vorm van stam en rijk weggehaald, maar het heeft hen wel milder gemaakt.

Israël is nog minder vormvast. Want Israël heeft gebroken met de stam (Abraham ziet er vanaf Isaak te offeren, zoals een goed stamhoofd zou moeten doen) en met het Rijk (het volk is weggetrokken uit Egypte, de woestijn in). Leefde de stam georiënteerd op het verleden, en het Rijk op het heden, dan leeft Israël toekomstgericht. Het gaat om de geboden en de gerechtigheid die moet komen! En dat niet onder leiding van een stamhoofd of keizer, maar door het gewone volk. Juist daarom zonderde Israël zich af van de andere maatschappijvormen, maar zo wordt ongewild ook Israël tot vaste vorm. De rabbijnen hebben uiteindelijk toch ook een vaste regeling voor het leven gevonden die bestaat in de 613 geboden die vrome jood opvolgen jood te zijn.

Nu kun je volhouden dat al deze vier maatschappijvormen bevolkt werden door mensen die bereid waren hun leven offeren voor de toekomst. En dat is waar. Maar gewoonlijk ging het dan toch om het voortbestaan van een bepaalde maatschappijvorm. Bij de overgave van Jezus Christus werd het mensen duidelijk, zijn volgelingen daardoor, dat de liefde tot de ander van vorm kan wisselen. Het meest duidelijk staat die ontdekking op naam van Paulus: de liefde is het meest. En die zoekt steeds weer een andere vorm.

Daarmee is de oudheid voorbij. Dat wil zeggen: mensen strijden altijd nog wel voor hun maatschappijvorm. En het is ook waar: het bestaan moet op een of andere manier vorm krijgen, want zonder regels kunnen we niet. Niettemin wordt elke vorm, inclusief de vorm die het christendom zelf aanneemt, daarna als een kledingstuk dat niet past. Altijd weer breekt dit inzicht door, dat de liefde, het offer van alles wat je bent en hebt voor een vrede waarvan je de vorm nog niet kent, meer gewicht in de schaal legt. De onvrede met elke vaste vorm drijft vanaf nu de geschiedenis voort. De oudheid is voorbij.