Geloof, hoop en liefde

Verbeelding van geloof, hoop en liefde

Geloof, hoop en liefde staan bekend als de christelijke “deugden”. Kerken en kerkelijke instellingen nemen in onze tijd hun toevlucht wel eens tot deze drie om hun boodschap duidelijk te maken aan buitenstaanders. Ze klinken immers sympathiek. Bij het geloof kan men nog vraagtekens stellen, maar hoop en liefde, dat herkent iedereen. Zo kunnen hoop en liefde misschien een opstapje leveren om tot geloof te komen.


Het is een begrijpelijke communicatiestrategie, maar niet zonder risico. We zouden immers kunnen eindigen met twee deugden die iedereen toch al kent of dacht te kennen. En een derde die iedereen met scepsis benadert. Zo zou het menselijk karakter van de drie deugden al te menselijk kunnen worden (hoop en liefde) en het religieuze aspect (geloof) een voor buitenstaanders onbegrijpelijke specialiteit van de kerk te blijven.

Tijdscategorieën

Kunnen we de christelijke deugden van geloof, hoop en liefde eenvoudigweg optellen bij de vier antieke deugden van wijsheid, zelfbeheersing, moed, rechtvaardigheid? Misschien is die optelling al heel wat, zodat we er zeven hebben, want in de gebruikelijke deugdenethiek wordt meestal direct teruggegrepen op Aristoteles en heel het christelijke tijdperk wordt overgeslagen. Dit sluit aan bij de traditionele werkverdeling, en competitie, tussen filosofie en theologie. Omdat traditioneel gesproken geloof, hoop en liefde het eigendom zijn van de theologie, houdt de filosofie zich er graag van afzijdig. Maar die competitie heeft zijn tijd gehad.

Die werkverdeling is voorbij, en wel vooral als wij geloof, hoop en liefde niet zozeer opvatten als deugden, maar als tijdcategorieën. Ze geven onze verhouding tot de tijd aan, verleden, heden en toekomst. Vergeleken daarmee hebben de antieke deugden van zelfbeheersing, wijsheid, moed en rechtvaardigheid een wat statisch karakter. Die worden geacht voor eens en al gegeven te zijn. Die veranderen niet in de tijd. Maar als nu eens geloof, hoop en liefde verstaan worden als drie categorieën die onze omgang met de tijd bepalen? Het zijn niet eens vooral tijd gegeven deugden en voor altijd hetzelfde, maar ze geven het spanningsveld en het ritme van onze veranderingsprocessen aan. Dat heeft wat uitleg nodig.

Hoop

Hoop lijkt het gemakkelijkste te verstaan als een tijdcategorie. Wij hopen op een goede toekomst. Hoop en toekomst staan dus met elkaar in verband. Dat is wel waar, maar hoop streeft ook naar continuïteit. Hoop koesteren we altijd voor iets dat ons bekend en dierbaar is. We hopen dat er morgen ook werk is en inkomen. We hopen dat het erfgoed van de westerse democratieën ook een toekomst heeft. We hopen voor onze geliefden dat ze het goed zullen maken. In al die gevallen zijn we al bekend met iets en wensen we de voortzetting daarvan. Eigenlijk is dus hoop meer gerelateerd aan het verleden dan aan de toekomst. Als we wanhopen aan alles waar we vertrouwd mee zijn, dan rest ons op een gegeven moment alleen nog een onbestemd geloof in de toekomst, we weten niet hoe.

Geloof

Dat betekent dus dat de eigenlijke toekomst-gerelateerde categorie van deze drie het geloof is. Geloof is het vertrouwen in de dingen die men niet ziet. Als je een onzekere stap moet zetten zonder te weten waar je terechtkomt, en je doet die stap toch in een zeker vertrouwen, misschien omdat je ook niet anders kunt, dan is dat geloof. Twee mensen die met elkaar trouwen zetten een dergelijke onzekere stap. Ja, ze hopen dat alles goed gaat, maar hoe goed kennen ze elkaar en hoe zullen ze elkaar nog tegen komen? Dat ze elkaar altijd weer anders tegen komen maakt het ook juist spannend. Maar dat betekent ook dat hoop niet voldoet, want dan hoop je dat die ander bijvoorbeeld altijd jong blijft, altijd vrolijk, altijd energiek. Vertrouwen in de niet zichtbare toekomst die onzekerheid met zich meebrengt, dat is geloof. De ander zal je voor positieve en negatieve verrassingen stellen, maar je gelooft erin. Het nieuwe testament spreekt altijd van geloof in Christus, maar dan staat er in het Grieks een genitief: letterlijk geloof “van Christus”. Daarmee drukt het nieuwe testament dus uit dat je je verhouding tot de toekomst ontleent aan hem. Of althans, dat je verhouding tot de toekomst analoog is aan zijn weg. Dat is dan in zekere zin ook geen kerkelijke specialiteit meer. Kortweg: hopen doe je als je vertrouwde zaken wilt continueren. Geloven doe je als je er geen gat meer in ziet, verder gaat zonder te weten hoe en waar je terecht wilt komen.

Liefde

Hoop en geloof als categorieën van tijd staan dus op zeer gespannen voet. Wie hoopt wil alle goede dingen van het verleden bewaren. Wie gelooft is bereid alles op te geven voor iets beters met het risico van mislukking. Is er een brug mogelijk tussen revolutionairen en conservatieven, tussen populisten en radicalen? Dat kan alleen als de liefde beide tegengestelde groepen naar elkaar omwendt om samen het ene nodige te doen, dat nu moet. De hang naar het verleden en het verlangen naar de toekomst dreigen elkaar uit te sluiten. Liefde is altijd gericht op het ene nodige. Maar wat dat is, dat enige nodige, dat is natuurlijk altijd weer spannend. Het is altijd verleidelijk een middenpositie in te nemen tussen twee strijdende partijen. Maar de wereld wordt er vaak niet beter van alles half te doen, nog los daarvan dat het sluiten van compromissen meestal een liefdeloos bedrijf is. Liefde wendt mensen naar elkaar om. Op de juiste tijd, die niemand echt in de hand heeft, kan dat gebeuren, als een verrassing, een geluk, een gave. Één ding helpt misschien: als mensen elkaar recht in de ogen kijken is het erg moeilijk elkaar niet lief te hebben.