Wat als nu de geschiedenis van de rijkscultuur in Egypte pas rond 1400 v.Chr. begon of zelfs later? Wat als ook de Bijbelse tijdrekening met het verhaal van Abraham niet rond 2000 v.Chr. speelt, maar rond 1100? De uittocht uit Egypte komt dan nog veel later, rond 850, en de koningengeschiedenis begint pas vanaf 720. David moet rond 700 geregeerd hebben. Ook de ballingschap is dan weer veel later, pas na 540 en de terugkeer uit de ballingschap en de herbouw van de tempel was dan niet onder koning Darius, maar onder Alexander de Grote rond 300. De ballingschap is dan bovendien niet uitgevoerd door het Assyrische Rijk, maar door het Perzische Rijk.
De Bijbelse geschiedenis raakt zo veel meer ingebed in de zogenaamde algemene geschiedenis. Dat kan er weliswaar toe leiden, dat het bijzondere van de Bijbelse geschiedenis uitgewist wordt. Maar het kan ook een omgekeerd effect hebben: het bijzondere van de Bijbelse geschiedenis kan ook meer reliëf krijgen.
Dat is wat Sweeney beweert op grond van de vergelijking met archeologische vondsten en op grond van een kritische herziening en onderlinge vergelijking van de historische bronnen zelf [4,5]. In het Nederlands heeft van Asten recentelijk een boek doen verschijnen over het zelfde probleem [1]. Zij bouwen daarmee verder op het werk van Velikovsky [6], die in de jaren 50 van de vorige eeuw voor nogal wat opschudding zorgde door voor het eerst met een dergelijke herberekening te komen.
In deze bijdrage geef ik een verkenning van de problemen die aanleiding zijn voor deze nieuwe manier van berekenen, enkele veronderstellingen en interpretaties, en tenslotte iets over de implicaties voor het verstaan van de geschiedenis zelf waarom het gaat, inclusief de Bijbelse geschiedenis.
Archeologische en geologische vondsten
De traditionele berekening van de geschiedenis van de oudheid is vooral gebaseerd op de bijbel en op Manetho. Manetho is een Egyptische priester die ongeveer 250 voor Christus leefde en een lijst van farao’s heeft opgesteld voor heel de geschiedenis van Egypte. De Bijbelse jaartallen zijn een andere bron en eigenlijk hebben steeds historici, zoals ook Eusebius, die in de derde eeuw na Christus leefde geprobeerd de lijst van Manetho met de Bijbelse lijst van koningen en patriarchen in overeenstemming te brengen.
Toch levert dat allerlei moeilijkheden op. Soms missen ergens een paar honderd jaar. De ene chronologie spoort niet met de andere. Bovendien zijn er de archeologische vondsten. Aardewerk dat op een bepaalde plek gevonden wordt in dezelfde stijl als aardewerk op een heel andere plek, zou vanwege die datering niet met elkaar in verband gebracht mogen worden. Er zit wel een gat tussen, van vaak wel 400 jaar. Moet men dan veronderstellen dat na 400 jaar een bepaalde stijl weer opgepakt is op een heel andere plaats? Van Asten geeft talloze voorbeelden van de tegenspraak tussen de geschreven bronnen en de archeologie. Speurwerk naar het Assyrische Rijk is een ander voorbeeld. Volgens de officiële telling zouden de Assyriërs rond 700 v.Chr. een groot rijk bezeten hebben. Zij zouden ook het tienstammenrijk van Israël in ballingschap gevoerd hebben. Later zou hun heerschappij overgenomen zijn door de Perzen, die op hun beurt nog later door Alexander de Grote verslagen zijn. Maar opgravingen hebben niets laten zien van een Assyrisch Rijk. Telkens gaat de periode waarin de Perzen aan de macht zijn direct over in de periode van de Grieken. Sweeney stelt voor de chronologie van de geschiedenis dienovereenkomstig te reconstrueren.
Ook zijn er over heel de wereld restanten van buitenproportionele overstromingen gevonden, van vulkanische uitbarstingen, van opeenhopingen van kadavers die tegelijkertijd door een grote ramp omgekomen zijn. Opgravingen laten de sporen daarvan zien. Maar gezien de verschillende dateringen die bij opgravingen gebruikt worden (de Griekse berekening past niet goed bij die van Manetho voor Egypte en ze passen eigenlijk geen van beiden goed bij de Bijbelse), worden ook deze opgravingen vaak verschillend gedateerd. Men komt er niet goed uit en als gevolg daarvan heeft men de kwestie vaak laten liggen. Sweeney stelt voor die opgravingen van verschillende overstromingen gelijk te schakelen: overal op de wereld zijn de sporen te vinden van een kosmische ramp, van de omvang van een grote komeet die de aarde gepasseerd heeft of iets dergelijks. Dat was al een hypothese van Velikovsky [7].
Beide argumenten versterken elkaar: als het begin van Egypte rond 1400 gesteld wordt of iets later en de kosmische rampen waarover gesproken wordt hebben rond het jaar 1000 plaatsgevonden, dan vallen allerlei puzzelstukken goed in elkaar.
Velikovsky en Sweeney
Velikovsky schreef in de jaren 50 en daarna over de plagen in Egypte als begeleidingverschijnselen van kosmische rampen. Ook hij gaf een uitvoerige analyse van de tegenstrijdigheden in de berekeningen vanuit het historische gezichtspunt en vanuit de archeologie. Hij veronderstelde dat de oorzaak gezocht moest worden in de binnenkomst van de planeet Venus in ons zonnestelsel. Omdat ook andere berekeningen en elementen in zijn verhaal voor twijfel vatbaar waren of niet klopten, is door de meeste mensen zijn theorie afgedaan als een fantastische constructie en als de constructie van een fantast.
Velikovsky hield nog vast aan de Bijbelse berekening. Hij veronderstelde dat die kloppend was zoals eigenlijk historici dat min of meer steeds ook voor hem gedaan hadden. Volgens Sweeney is er reden ook die veronderstelling te laten vallen. Ook de Bijbelse berekening zit er nog 200 jaar naast bovenop de ongeveer 500 jaar die Manetho al teveel berekend heeft. Het resultaat is dat allerlei gebeurtenissen zo’n 700 jaar later plaatsgevonden hebben, of meer, dan wordt verondersteld.
Assyriërs, Babyloniërs en Perzen
Een belangrijk element in de herberekening van Sweeney is zijn identificatie van het Oude Assyrische Rijk met de Hyksos en anderzijds van het Perzische Rijk met de nieuwe Assyriërs. Egypte is een tijdlang overheerst door de Hyksos. Niemand weet wie ze waren en er is wel verondersteld dat het een woestijnstam zou betreffen, bijvoorbeeld de Amelekieten, die ook door Israël bestreden werden. Dat komt omdat de periode van de Hyksos geplaatst wordt rond ongeveer 1600 v.Chr. Als de beschaving van Egypte niet pas rond 3000 maar vanaf ongeveer 1400 is begonnen, valt de Hyksos periode ongeveer samen met de verovering van Egypte door het oude Assyrische Rijk. Volgens de herberekening van Sweeney zijn de Hyksos/Assyriërs rond 740 v.Chr. uit Egypte verdreven. Ook de koningen van Israël hebben aan die strijd tegen het oude Assyrische Rijk deelgenomen en in die strijd hun zelfstandigheid bevochten: Saul, David, Salomo.
Opnieuw volgens Sweeney hebben de Perzen Egypte veroverd rond 550-540 v.Chr. Dat betekende ook het einde van de zelfstandigheid van de koningen van Juda en Israël en het begin van de ballingschap. Maar volgens de Bijbelse gegevens is Israël in ballingschap gevoerd door de Assyriërs en Juda door de koningen van Babel. Sweeney argumenteert dat het in beide gevallen toch de Perzen waren. Heeft Tiglat Pileser III van Assyrië dan niet het beleg geslagen rond Samaria en Jeruzalem? In werkelijkheid was het koning Cyrus van Perzië. Alleen, in het Syrische gebied, waar Palestina onder hoorde, werden voor de Perzische koningen Assyrische namen gebruikt. Later gingen de Perzische koningen zich vestigen in Babel en zodoende wordt ook in de bijbel gesproken over de Babylonische ballingschap en het rijk van Babel als uitvoerder daarvan. Opnieuw is dit het gevolg van het gebruik van Babylonische namen vanaf de tijd dat de vorsten van Perzië zich gevestigd hadden in de stad Babel. Maar, zo Sweeney, het was normaal dat in een bepaald gebied de traditionele titels en benamingen van de koningen steeds in gebruik bleven ook wanneer er nieuwe heersers waren. Wat merkt tenslotte het gewone volk ervan, of ze door de Assyriërs of de Perzen beheerst worden? Dus gebruikten de Perzen de Assyrische titels en namen.
De bevrijding uit de ballingschap is dan ook niet gekomen door Darius, maar door Alexander de Grote, rond 300 voor Christus, en mogelijk is een van zijn opvolgers, Artaxerxes (=Nebukadnezar) degene geweest die de herbouw van de tempel en van Jeruzalem rond 200 v.Chr. weer toegestaan heeft.
Hieruit ontstaat een heel ander beeld dan het gebruikelijke. Als het klopt betekent dat dat allerlei gebeurtenissen in de geschiedenis van Egypte en de omringende rijksculturen opnieuw onderzocht en geïnterpreteerd moet worden. Dat geldt ook voor de Bijbelse geschiedenis. Volgens Sweeney is het nu mogelijk samenhangen te vinden tussen de Bijbelse geschiedenis en die van Egypte, die voorheen nooit vastgesteld konden worden. Hij identificeert Jozef met de grootvizier Imhotep, die het land Egypte leidde gedurende een periode van zeven jaar hongersnood, en in wiens tijd begonnen werd met de bouw van stenen bouwwerken. Hij identificeert Mozes met de opstandige Amasis, die vier jaar geregeerd heeft als farao Amenmesse en toen gedood is, maar zijn ambt van leider heeft overgedragen op een volgende Mozes die de uittocht heeft geleid. De koningin van Scheba is in werkelijkheid de Egyptische vrouwelijke farao Hatsjeptsjoet die Thebe als hoofdstad had (Thebe= Scheba).
De Bijbelse jaartelling volgens Benno Jacob
Is de bijbelse chronologie dan wel kloppend, zoals Velikovsky veronderstelde. Daartoe gaan we te rade bij het werk van Benno Jacob. Benno Jacob is een belangrijke joodse commentator en Bijbelonderzoeker van met name de eerste vijf boeken van de bijbel [2,3]. Daarnaast heeft hij een groot commentaar geschreven op het boek Genesis. Hij neemt de Bijbelse tijdrekening niet als een gegeven, maar ziet er een symbolische betekenis in. Om die betekenis te ontraadselen onderzoekt hij de verschillende genealogieën in de eerste vijf boeken van de bijbel. Het gaat om een minutieus onderzoek waarvan hier alleen de grote lijnen getoond kunnen worden.
De joodse telling begint met het jaar 1, de schepping van het paradijs. Daarop volgt vrij snel de verdrijving van Adam en Eva uit het paradijs. Op de arbeid van Adam rust vanaf dat moment een vloek. Belangrijk is dat Noach geboren is nadat Adam gestorven is, in 930. Dat is belangrijk omdat daardoor Noach niet meer onder de vloek leeft. Het wordt, aldus Benno Jacob, nu mogelijk te denken aan een herstel van het paradijs. Dat Henoch zonder te sterven in de hemel wordt opgenomen in 987 past in die gedachte. Zo manifesteert zich het paradijs in een mensenleven. De bouw van de toren van Babel in 1974 vindt plaats na nog eens 987 jaar (1974=2×987). De bouw van de toren van Babel is eveneens bedoeld als een terugkeer naar de staat van perfectie van het paradijs. Alleen, het is een mislukking. Het is het tegendeel van perfectie. Abraham moet er uit wegtrekken. Maar tellen wij bij deze 1974 jaren nog eens 480 jaren op, dan komen we aan bij de bouw van de tabernakel, het tent-heiligdom, dat Israël op zijn tocht in de woestijn met zich meenam. Dat zou nog niet zoveel betekenis hoeven te hebben, ware het niet dat na nog eens 480 jaren, in 2934 de tempel van Salomo gebouwd wordt. Is het misschien de bedoeling van de schrijver (of van een redactor, die een eigen bewerking van ouder materiaal geeft) dat wij in het rijk van Salomo en de glorieuze tempel door hem gebouwd een herstel van het paradijs zien? De tempel is voltooid in het vierde regeringsjaar van Salomo. Het lijkt erop dat die 4 jaren een probleem opgeleverd hebben, want misschien had de redactor of schrijver liever de torenbouw op 1970 gesteld en de bouw van de tempel op 2930. Bij David komt het beter uit. Hij is overleden precies 2000 jaar na de dood van Adam. Alsof hij de nieuwe Adam is. Hij blijft van paradigmatische betekenis: de komende Messias gaat het Rijk van David herstellen. Dat blijft levend in het bewustzijn van het volk ook nog bij de komst van Jezus Christus.
Het is niet zo dat Benno Jacob deze chronologie expliciet in de bijbel terugvindt, maar wanneer allerlei verwijzingen en getallen die de tekst wel levert met betrekking tot tijdsbepalingen aan elkaar gerelateerd worden blijkt dat de redactor of schrijver die berekening op de achtergrond van het werk als leidraad heeft. Het is alsof hij een kruiswoordraadsel, maar dan van getallen, in zijn historische werk heeft geïntegreerd. Benno Jacob heeft het gedetailleerd gereconstrueerd. Om de verschillende getallen met elkaar kloppend te krijgen onderzoekt hij alle mogelijkheden. Zo rekent hij de tijd dat Abraham en zijn zonen in Kanaän verbleven mee in het verblijf in Egypte van Israël. Jacob is precies 215 jaar na het vertrek van Abraham uit Ur naar Egypte gereisd. Nog eens 215 jaar later trekt Israël weg uit Egypte. Om op 480 uit te komen moet ook het verblijf van Abraham in Haran meegerekend worden, 50 jaar.
Kennelijk hebben latere bijbelschrijvers op deze impliciete berekening voortgebouwd. Opgeteld levert de regeringsperiode van de reeks koningen vanaf Salomo na de bouw van de tempel nog eens 480 jaren op. Net als de hele lange levenstijden van de eerste generatie mensen van voor de zondvloed moeten we deze regeringsperiode meer symbolisch nemen dan letterlijk. Het gaat om de boodschap: de tempel van Salomo is een herstel van het paradijs en zo moet dat ook deze tweede tempel zijn. Dat levert de volgende chronologie op, die we voor de vergelijking naast die van Sweeney zetten.
Bijbelse chronologie in de versie van Jacob versus het alternatief van Sweeney
Jacob (Bijbelse chronologie, joodse jaartelling ) | Opmerkingen | Sweeney (ingekorte versie) |
Paradijs 1 | ||
Adam 930 ꝉ | Adam sterft voor de geboorte van Noach, vloek opgeheven | |
Henoch opgenomen 987 | ||
Noach 1056, Zondvloed 1656 | ||
Toren van Babel 1974 | Abraham vertrekt uit Ur der Chaldeeën | |
Abraham 1949 (geb.) | ||
Uittocht uit Haran 2024 | Traditioneel gedateerd rond 2000/1800 v.Chr. | |
Abraham reist naar Egypte (Sara bijna gehuwd door farao) | Abraham 1100 (begin Egypte, Babylonische migratie) | |
Jacob naar Egypte 2239 | Is 215 na vertrek Abraham uit Ur | Jozef/Imhotep 1075-930 (stenen piramiden) |
Exodus 2454 (1495 v.Chr.) | Is opnieuw 215 jaar later, samen 430, + 50 jaar verblijf in Haran maakt 480 Traditioneel gedateerd rond 1400 v.Chr. | Exodus 850/komeet, kosmische rampen |
David 2860-2930 ꝉ | ꝉ 2000 jaar na de dood van Adam | Koningen 720 (verdrijving Hyksos= Perzen) |
Salomo 2900 (geb.) (1049 v.Chr.) | Traditioneel koningen gedateerd vanaf 1000 | Salomo 680 (Hatsjeptsjoet) |
Bouw van de tempel 2934 (1015 v.Chr.) | Is 480 jaar na de uittocht | |
Cyrus/Tiglat Pileser, ballingschap 10 stammen, verovering Egypte 550-540 | ||
Alexander de Grote, einde ballingschap 300 | ||
Terugkeer uit de ballingschap, bouw van de tweede tempel 3414 (535 v.Chr.) | Is nog eens 480 jaar later. Laat een gat vallen van 200 jaar in de geschiedenis van Israël waarin niets gebeurd is | Antiochus III/Artaxerxes/Nebukadnezar, wederopbouw Jeruzalem 200 |
Makkabeeën tegen Seleuciden (Syrië/ Assyrië) 150 |
Dat niet de Assyriërs maar de Perzen Israël in ballingschap gevoerd hebben moet voor bijbelkenners lastig te verteren zijn. De Perzen worden in Jesaja als bevrijders gezien en later geeft de Perzische vorst Darius de joden de gelegenheid terug te keren naar Jeruzalem. Maar, aldus Sweeney, dat zou wel eens door de bijbelschrijvers zo geconstrueerd kunnen zijn omdat zij inmiddels, zo rond 200 v.Chr., niet zo blij meer waren met de Syrische overheersing (Seleuciden) van hun land, die begon na Alexander de Grote. Het zou hen goed uitkomen dan liever (achteraf) de Assyriërs op te voeren als veroveraars en de Perzen als bevrijders. Maar, zo Sweeney, misschien wisten zij ook niet meer dat het alleen om Assyrische namen voor dezelfde Perzen ging. Ook Alexander de Grote zou heel goed een Perzische naam geadopteerd kunnen hebben om daarmee bekend zijn bij de Perzische onderdanen, inclusief Israël.
Geschiedenisbeeld en boodschap van de Bijbel
Verandert nu dit beeld van de geschiedenis ook de betekenis en de boodschap van de Bijbel? Dat is niet zo over het grote geheel, maar mogelijk wel in bepaalde gevallen. Bijvoorbeeld, wat bedoelt Jesaja als hij Cyrus opvoert als bevrijder en hem zelfs Messias noemt (Jesaja 44:24-28)? Moeten we dat dan zo opvatten dat hij het eigenlijk heeft over Alexander de Grote? En past Jesaja in die tijd, 300 voor Christus? Sweeney stelt dat we nu geen onderscheid meer hoeven te maken tussen een eerste Jesaja en een tweede Jesaja binnen hetzelfde boek Jesaja, zoals gebruikelijk is, want er zit geen 100 jaar meer tussen koning Achaz en de ballingschap. Maar die bewering vloeit hem wel wat gemakkelijk uit de pen. Want hoe kan Jesaja dan stellen dat Cyrus ook degene is die opdracht geeft Jeruzalem weer op te bouwen (Jesaja 44: 28)? Stel dat daarmee Alexander de Grote bedoeld is dan blijft er nog een probleem bestaan met deze twee Jesaja’s. Want in de berekening van Sweeney moet de ballingschap begonnen zijn rond 540 als Juda en Israël veroverd worden, of voor Juda wellicht wat later. Maar in dat geval blijven we zitten met een ballingschap die bijna 200 jaar geduurd heeft, want Alexander de Grote trad rond 300 op. Heeft Jesaja zolang geleefd? Zo is er veel dat nader onderzocht moet worden. Weliswaar heeft Sweeney een punt met de noodzaak van herberekening van het geschiedenisbeeld. Maar hijzelf moest ook al het geschiedenisbeeld van Velikovsky bijstellen. Ook als we toegeven dat de hele puzzel van de tijdrekening van de oudheid opnieuw gedaan moet worden, dan wil dat niet zeggen dat met zijn voorstel het puzzelen klaar is.
Voor de interpretatie van de Bijbelse boodschap zelf betekent dat, dat ook die in beweging is. Het is bijvoorbeeld ook mogelijk dat Jesaja rond 500 Cyrus als bevrijder begroet heeft omdat hij van mening was dat het koningschap van Israël vastgelopen was in onrecht. Ook Jesaja leeft immers na de profeet Elia, die definitief een breuk teweeg brengt tussen de koningen en de profeten. Vanaf zijn optreden zien de profeten niet meer in het koningschap de Messiaanse belofte gerealiseerd. Hoe in dezen de interpretatie ook uitpakt, dat berooft de teksten van de “tweede Jesaja” niet van hun zeggingskracht. Die blijven gericht op een tijd die komt en een gerechtigheid die niet opgaat in de hiërarchie van een rijkscultuur, zelfs niet die van David en Salomo.
Wel wordt de Bijbelse boodschap geschaad door de interpretatie die Sweeney geeft van Abraham. Wat Sweeney betreft staat Abraham in de bijbel model voor een Babylonische migratie die rond 1100 plaatsgevonden moet hebben. Op grond van archeologische vondsten en ander bronnenmateriaal moet Egypte sterk beïnvloed zijn door de rijkscultuur van het oude Babylonische Rijk. Dat past mooi bij het verhaal in de bijbel rond de figuur van Abraham die met een grote groep volgelingen naar Kanaän getrokken is, of eigenlijk eerst, volgens Sweeney, naar Egypte en toen naar Kanaän. Deze Babylonische migratie zou ook de cultus van mensenoffers in Egypte geïntroduceerd hebben. Er worden vondsten vermeld van farao’s die samen met hun personeel (slaven) begraven zijn. Pas de latere Imhotep/Jozef-figuur zou daar een einde aan gemaakt hebben. Welnu, deze interpretatie is een misvatting van het Bijbelverhaal. Het brengen van mensenoffers is een oud stammenritueel dat zijn wortels heeft ver voor het ontstaan van hiërarchische rijksculturen. Bovendien is de functie van het begraven van levend personeel met de dode farao ook een andere, hoe gruwelijk de werkelijkheid ook blijft. Zij moesten hem na zijn dood blijven bedienen. Belangrijker is het inzicht dat juist het bijbelverhaal van Abraham als boodschap heeft de offerrituelen van de stammen te beëindigen. Zou Abraham een nieuwe stam stichten na zijn vertrek uit Haran, dan zou het passend zijn ook zijn oudste zoon te offeren. Hij staat als het ware in dubio of hij dat moet doen of niet. Zo wordt het verhaal ook verteld. Als Abraham meent dat God hem de opdracht geeft zijn zoon te offeren wordt de naam “El” gebruikt. Aan het einde van het verhaal wanneer God verhindert dat Abraham zijn zoon doodt, wordt de naam “JHWH” gebruikt, en dat is niet de naam van een stammengod (zoals “El” wel), maar exclusief de God van Israël, de God van de toekomstige gerechtigheid. Abraham offert zijn zoon aan deze God van de toekomst, in die zin, dat hij zijn zoon uitlevert aan deze God, aan het avontuur om de volgende stap in de komende gerechtigheid te zijn. Die boodschap gaat natuurlijk volkomen verloren als we het ontstaan van mensenoffers in Egypte aan Abraham zouden moeten toeschrijven.
Conclusie
Om samen te vatten: Sweeney, van Asten, Velikovsky, en anderen zetten een belangrijk punt op de agenda. Het is niet terecht, zoals tot op heden gebeurd is, dat bijbelwetenschappers en historici aan deze gezichtspunten nog steeds achteloos voorbijgaan. Tegelijkertijd is er nog veel uit te zoeken met betrekking tot de vraag, hoe de verschillende chronologieën dan wel in elkaar passen. Dat is ook een hele klus en men kan alleen maar onder de indruk zijn van de veelheid aan materiaal dat door de genoemde auteurs aangevoerd wordt. Maar soms worden misschien bepaalde gebeurtenissen te gemakkelijk binnen het nieuwe schema gepast. Ik noemde al de tweede Jesaja als voorbeeld.
De her-datering van de Bijbelse chronologie raakt ook de theologische interpretatie van het gebeuren. Onder veel theologen is het gebruikelijk – en terecht mijns inziens – de Bijbelse geschriften te zien als een commentaar bij het historisch gebeuren. Steken die feiten wat anders in elkaar, dan kan ook het theologische commentaar een andere betekenis krijgen. Feiten en commentaar zijn nooit helemaal uit elkaar te halen. Zo draagt bijvoorbeeld inzicht in de religie van het baälisme, een eigen versie van het de Egyptische Osirismythologie, echt wel bij aan het begrip van de functie van de ark, die de wetten van Israël op stenen tafels bewaart (en die niet het lijk bevat van de vruchtbaarheidsgod), alsook aan de betekenis van het verzet tegen het gouden kalf als religieus symbool in Exodus 32 en elders. Ook theologisch gesproken is er dus huiswerk te doen als de chronologie anders in elkaar steekt.
Een laatste aandachtspunt: men kan de vraag stellen waarom dit alles nu in onze tijd gebeurt? Toen de hiërogliefen van Egypte ontcijferend werden heeft men wel gehoopt dat nu de verwevenheid van de Egyptische en de Bijbelse geschiedenis duidelijk zou blijken. Dat gebeurde echter niet, en pas nu lukt het Sweeney en van Asten en anderen dergelijke verbanden veel vaker te leggen, door de chronologieën aan te passen. Heeft het enkele feit dat dat gebeurt niet ook betekenis? De Bijbelse geschiedenis raakt zo veel meer ingebed in de zogenaamde algemene geschiedenis. Dat kan er weliswaar toe leiden, dat het bijzondere van de Bijbelse geschiedenis uitgewist wordt. Maar het kan ook een omgekeerd effect hebben: het bijzondere van de Bijbelse geschiedenis kan ook meer reliëf krijgen. Tenslotte is overal gestreden om een toekomst van gerechtigheid en ook in andere religieuze tradities en stromingen zijn daar de nodige sporen van te vinden. Het zou ook voor een gelovig mens niet erg bevredigend zijn als dat niet zo was, alsof God zich om de rest van de mensheid niet heeft bekommerd. Meer reliëf: nergens is deze ervaring zo tot expressie gekomen als in de Schrift van Israël. Met dat inzicht is de bijbel ook niet meer louter een kerkelijk boek. Het is een boek, hét boek misschien, van de mensheid, omdat voor heel de mensheid hier nieuwe wegen gebaand worden, die door heel de mensheid beërfd moeten worden. De Bijbelse geschiedenis als maatschappijgeschiedenis, dat is hier het theologische avontuur, dat op het spel staat. In het huidige tijdperk van globalisering en van de botsing tussen verschillende culturele/religieuze tradities is een dergelijke benadering van het grootste belang. De chronologie die voortkomt uit archeologie versus cultuurgeschiedenis, zet daarmee de dialoog tussen de religieuze stromingen op een nieuwe manier op de agenda. Het is een mooi voorbeeld van synchroniciteit.
[1] Asten, van S., 2020. De Machtige Boom: Geschreven Bronnen Versus Archeologie, Pumbo.nl.
[2] Jacob, B., 1905. Der Pentateuch: Exegetisch-Kritische Forschungen, Leipzig, Von Veit.
[3] Jacob, B., 1934. Das Erste Buch der Tora, Schocken Verlag, Berlin.
[4] Sweeney, E., 2008. The Genesis of Israel and Egypt, Algora Publishing, New York.
[5] Sweeney, E., 2021. Egypt’s Ramesside Pharaohs and the Persians, Algora Publishing, New York.
[6] Velikovsky, I., 1977. Eeuwen in Chaos, Ank-Hermes, Deventer (Orig. 1952).
[7] Velikovsky, I., 1975. Werelden in Botsing, Ankh -Hermes, zesde druk (Orig.1950).