Kleine boeren

De SURE benadering

Kleinschalige boeren en technologie

Toenemende bevolkingsdruk, klimaatverandering en verstedelijking maken een toename van landbouwproductie en innovatie noodzakelijk, ook in opkomende economieën. Tuinbouw door middel van bedekte teelt, voornamelijk voor groenteteelt lijkt veelbelovend door het creëren van een gecontroleerde omgeving voor licht, temperatuur en vocht en tegen ziekten. Maar er is een kloof tussen de hightech precisietuinbouw zoals die bijvoorbeeld in Nederland wordt toegepast en de context en capaciteiten van bijvoorbeeld Afrikaanse kleine boeren. Aan de ene kant wordt hightech grootschalige glastuinbouw geïntroduceerd door buitenlandse bedrijven, management en kapitaal, terwijl aan de andere kant veel kleine boeren worstelen met gebrek aan kwalitatief goede zaden en bemesting, gebrek aan financiering, gebrek aan zuinige kleinschalige technische oplossingen (kassen , irrigatiesystemen, watervoorziening, behandeling van ziekten en residuen, monitoring van de bodemvruchtbaarheid enz.), gebrek aan infrastructuur en gebrek aan capaciteit.

Nederlandse kassenbouwers en tuinbouwondernemingen daarentegen staan ​​wereldwijd hoog aangeschreven met de inmiddels hightech geworden kastechnologie. Het gebruikte aluminium is scherp berekend en ontworpen, het glas is op de millimeter geplaatst om zoveel mogelijk licht binnen te laten, de hoogte van de kas houdt de temperatuur naar behoefte lager of warmer voor een langere periode. Het gebruik van kunstmatig substraat voorkomt ziektes, het glas en de netten houden insecten buiten. Een geavanceerd irrigatiesysteem, natuurlijk geautomatiseerd, voorziet de gewassen van precies de juiste voeding en kunstmest in de juiste tijdsvolgorde, de kunstmatig toegevoegde CO2 in de kassen stimuleert de groei van de planten en de laatste uitvinding, kunstmatige led-verlichting van specifieke kleuren draagt ​​bij aan datzelfde resultaat. Daarbij komt alle plantkennis, de precisie van het werk, de strikte planning en het precies berekende gebruik van water en warmte. En om ziekten te bestrijden worden specifieke insecten in de kas gelaten om ziektekiemen tegen te gaan.

Capaciteit

Het grotere probleem is echter de menselijke (f)actor, zoals mooi wordt verwoord in de zin uit een rapport over landbouw “De landbouw vindt voornamelijk plaats op een kleinschalige basis in Ghana”. Deze zin kan op heel Afrika worden toegepast. Wereldwijd zijn er nu 500 miljoen kleinschalige boeren. Ze produceren 80% van het voedsel dat in Afrika en Azië wordt geconsumeerd, wat neerkomt op 2 miljard mensen, bijna 1/3 van de bevolking in Afrika en Azië. Ze worden vaak beschouwd als de zwakke schakel in de voedselketen en niet als een sterke basis om de voedselproductie te verhogen. Vaak zijn hun eigendomsrechten niet goed geregeld. Velen van hen hebben hun land al verloren door de introductie van grootschalige gemechaniseerde landbouw. De onzekerheid van hun eigendomsrechten of recht op pacht vooral als ze geen landeigenaar zijn, is ook een obstakel voor ontwikkeling en investeringen. In het verleden is hun economische welvaart vaak opgeofferd aan industriële ontwikkeling, door belastinginkomsten uit landbouw te besteden aan industrialisatie en door de voedselprijzen kunstmatig laag te houden. Bovendien hebben het neoliberale economische klimaat en landbouwbeleid geleid tot een wijdverbreide heroriëntatie van het levensonderhoud op het platteland. Ongeveer 40% van het inkomen van de huishoudens op het Afrikaanse platteland is nu afkomstig uit niet-agrarische bronnen. Er ontstaat zelfs een landloze agrarische klasse omdat velen kiezen voor inkomensdiversificatie, en op zoek gaan naar andere inkomstenbronnen naast de landbouw. Veel boeren zijn zogenaamde “survival” boeren, en veel van hen zijn vrouwen voor wie de landbouw een bijverdienste is. Uit onderzoek in Kenia blijkt dat de overgrote meerderheid van de kleine boeren door gebrek aan financieel en menselijk kapitaal onvoldoende toegang heeft tot supermarktketens. Een opkomende groep middenklasse boeren domineert de supermarktketens. Kleinschalige boeren zouden zich in coöperaties kunnen organiseren om zich daarmee toegang te verschaffen tot deze supermarktketens, maar dit kan alleen effectief zijn als zij ook in staat zijn om aan de eisen van die supermarkten te voldoen: het hele jaar door een aanbod hebben, constante kwaliteit en goede kanalen voor transport en communicatie. Maar nogmaals, het gebrek aan toegang tot financiering en het gebrek aan organisatorisch kapitaal en infrastructuur en financiële diensten staan ​​hen daartoe in de weg.

Training in ondernemerschap

Om kleine en middelgrote ondernemingen veerkrachtig te maken tegen interne en externe bedreigingen, moeten potentiële ondernemers voorbereid zijn op de eisen die aan hen worden gesteld om te overleven in deze omgeving. Ze moeten in staat zijn om hun bedrijven en hun externe relaties door het doolhof van vertrouwen en wantrouwen te loodsen, en zelfs nog de externe omgeving op te bouwen die nodig is om zaken te doen, terwijl ze tegelijkertijd hun bedrijf opbouwen. Voor kleine boeren is voor de verbetering van hun bedrijfsvoering vereist dat veel beleid en regelgeving, institutioneel en economisch, moet worden aangepast, zoals regelingen voor grondbezit, licentiebeleid, belastingregelingen, zodat die niet alleen grote grondeigenaren begunstigen, maar juist ook kleinschalige producenten.

Een belangrijk onderwerp bij het bevorderen van ondernemerschap, niet vaak in de literatuur genoemd, is capaciteitsopbouw, in de zin van het veranderen van de lokale opvattingen en denkwijzen. De groep kleine boeren is het meest conservatieve deel van het Afrikaanse platteland, vaak nog gekenmerkt door patriarchale sociaal-culturele normen en praktijken. Bepalend daarvoor zijn de genderrollen en de traditie van extensieve landbouw met vermijding van bedrijfsrisico. Over het algemeen wordt (subsistance) landbouw beschouwd als een laatste redmiddel en niet als een respectabel en eervol beroep. Door het gebruik van modernere technologie, wat een onmisbaar vereiste is voor het verhogen van de productiviteit, kan dit beeld worden veranderd. Jongeren en werklozen kunnen bij deze transitie het voortouw nemen. De oudere generatie houdt vaak zelfs geen boekhouding bij en heeft misschien zelfs geen bankrekening. Ze leefden altijd van de landbouw zonder dergelijke hulpmiddelen. Daarnaast verandert het ondernemingsklimaat voor landbouw ook in opkomende economieën, vooral door ICT-toepassingen. Deze zijn toegankelijk via de mobiele telefoon of iPhone, zijn steeds meer beschikbaar en in gebruik ook in ontwikkelingslanden, zoals om geld over te maken, voor inzicht in marktprijzen, met informatiesystemen voor ziektebestrijding, weer, voor het monitoren van groei en van watervoorziening etc.

De SURE-benadering

Binnen het minorprogramma International Entrepreneurship and Development van de TU Delft zijn door de jaren heen veel experimenten en initiatieven ontplooid op het gebied van agrarisch ondernemerschap, met name in de tuinbouw. Er zijn verschillende soorten kassen in verschillende klimatologische omstandigheden geprobeerd, evenals een aantal verschillende technologieën en businessopties. Studenten die aan het programma deelnamen (door een stage van drie maanden in het buitenland) probeerden verschillende ontwerpen en verschillende prototypen uit, voerden marktverkenningen uit, bedachten bedrijfsplannen, zelfs cursussen over landbouw en handleidingen. Andere studenten deden onderzoek naar aanverwante activiteiten zoals houten kassen, e-bikes (voor lokaal goedkoop transport), verschillende soorten en maten zonne-energiesystemen, liefst voor productief gebruik, het potentieel van biogas etc. De centrale vraag waar deze activiteiten om draaien is: hoe kunnen kleinschalige boeren hun productie verhogen, de markt betreden, ondernemend worden en groeien? Deze vraag geldt voor kleine boeren, maar ook voor aanverwante activiteiten zoals het bouwen van kassen, watervoorziening, biogas, zonne-energieoplossingen, kleinschalige machines voor voedselverwerking en verpakking, etc. etc. Deze bieden ook kansen voor ondernemers en voor duurzame plattelandsontwikkeling (SURE: Sustainable Rural Entrepreneurship). Deze SURE-aanpak heeft zijn vertrekpunt in de kansen om te ondernemen en de kracht en motivatie van de lokale bevolking. Hun initiatief wordt ondersteund om waarde te creëren. Op deze manier groeien ze in kennis, kunde en capaciteit. Het is de expliciete doelstelling van deze aanpak om hun capaciteit te versterken en op die basis de ontwikkeling van het platteland te bevorderen. Een andere doelstelling is om het platteland aantrekkelijker te maken om te wonen en te werken vergeleken met de vaak verstikkende metropolen.

Hoe kunnen kleine boeren op het platteland, die tot nu toe alleen produceren voor het eigen levensonderhoud, hun productie verhogen en de markt betreden? Vaak hebben we te maken met mensen die alleen uit noodzaak aan landbouw zijn gaan doen, bij gebrek aan andere bestaansmiddelen, baan of inkomen. Veel huisvrouwen doen wat landbouw als bijbaan, terwijl hun echtgenoten voor het hoofdinkomen zorgen, als ondersteuning voor het gezin, maar niet voor commerciële doeleinden. Maar zelfs commerciële boeren zijn vaak gespecialiseerd in basisvoedingsmiddelen zoals rijst en maïs. Hun capaciteiten om een ​​onderneming te runnen mogen niet worden overschat. Naast dergelijke ‘zachte beperkingen’ kunnen er ook enkele harde beperkingen zijn, zoals een hoge bevolkingsdichtheid (kleine percelen), lage bodemkwaliteit, lage regenval en hoge temperaturen en locaties met onderontwikkelde infrastructuur, met als gevolg een slechte bereikbaarheid van de markt.

Desalniettemin is er wel vaak grond beschikbaar en dat biedt de mogelijkheid om de productie te verhogen, tenminste als er water beschikbaar is. Om te beginnen kunnen de boeren beter gebruik maken van zaden en kunstmest. Een boer moet dan aan het begin van het seizoen zaden van hoge kwaliteit kopen in plaats van de zaden van de oogst van vorig jaar te gebruiken. Maar al in dit stadium is een mentaliteitsverandering nodig. Het is een grote stap om ervoor te zorgen dat er aan het begin van het nieuwe seizoen wat geld overblijft om die betere zaden te kunnen kopen. Het vereist anticipatie en planning en zelfbeheersing ten opzichte van andere dringende zaken die geld nodig hebben. Bedekte teelt is veelbelovend, maar de boeren moeten dan toch breken met bestaande teeltsystemen en daarvoor hebben ze capaciteit, technische ondersteuning en nieuwe vaardigheden nodig. Ook laten hier enkele ‘harde beperkingen’ hun invloed voelen. Veel commerciële boeren moeten hun producten door geldgebrek verkopen in tijden van lage prijzen, tijdens de oogsttijd, terwijl ze later voedsel moeten kopen als de prijzen hoog zijn. Hoge inputprijzen kunnen in dergelijke omstandigheden een ernstig obstakel worden. Dergelijke ‘harde beperkingen’ moeten worden overwonnen in een pakket met de ‘zachte beperkingen’ zoals kennis, vaardigheden, mentaliteit en ondernemerswaarden om vooruitgang te boeken. De boeren moeten soms nog vertrouwd worden met simpele feiten, bijvoorbeeld dat hoogwaardige zaden beter presteren als ze niet zomaar in de grond worden gestopt, maar eerst in een kweekbakje opgroeien, zodat ze niet worden weggespoeld door de regen. Ze zullen ook aan boekhouding moeten gaan doen en de producten moeten bijhouden. Ze zullen ook moeten leren gewassen te telen met het oog op de vraag van de klant en niet gebaseerd op tradities van generatie op generatie. Voor de betrokken boeren zijn dit grote stappen, omdat ze niet alleen nieuwe dingen leren, maar ook een nieuwe manier van leren moeten leren. Deze nieuwe manier van leren zelf moet in de eerste plaats worden aangeleerd. Vroeger leerden ze door middel van traditie en voorbeeld en nu moeten ze nieuwe kennis op een meer zelfbewuste manier internaliseren en dat betekent vaak ook dat ze zichzelf vanuit een ander perspectief moeten bekijken: niet als iemand die met de stroom meegaat, maar als een ‘agent of change’. Gezien de traditionele manier van leren, kan leren op het werk succesvoller zijn dan leren in de klas. Volgens de SURE-aanpak is het geschikter om aspirant-tuinbouwers gedurende een korte tijd in de klas voor te bereiden en de productie met bedekte teelt zo snel mogelijk te starten, maar dit dan wel te doen met een langetermijnvoorziening voor monitoring en voor ondersteuning bij hun leercurve. Omdat bij capaciteitstraining ook waarden en denkwijzen betrokken zijn, duurt het lang voordat nieuwe perspectieven op landbouw worden verwerkt die verschillen van wat iemands vader de boer heeft aangeleerd. Maar mensen die op deze manier hebben geleerd te leren en te werken, kunnen indien nodig ook gemakkelijker elders een baan vinden.

Capaciteit, coöperatie, ketenmanagement

De SURE-aanpak begint klein maar denkt groot. Drie stappen in het bijzonder leiden van klein naar groot.

1. Stapsgewijze verbetering van de productie.

Er zijn al enkele voorbeelden genoemd. Betere zaden, meststoffen, hoge kwaliteit zaden, ziektebestrijding, boekhouding, ook watervoorziening. Tuinbouw is ook een relevante optie voor boeren met kleine percelen, door het gebruik van tropische kassen. Het grote voordeel van de stapsgewijze SURE-aanpak is dat er geen grote financiële investeringen nodig zijn, die tot onmiddellijke resultaten moeten leiden, maar ook een hoge mate van professionaliteit vergen. De kosten van een tropische kas kunnen, afhankelijk van de maat, al binnen één of twee jaar terugverdiend worden als het product strategisch gekozen wordt. Op deze manier vindt stapsgewijs groei plaats op drie niveaus: (1) door middel van kleine investeringen (en kleine risico’s), (2) door het aanleren van nieuwe vaardigheden en expertise, (3) door groei van capaciteit en van ondernemersmentaliteit om effectief om te gaan met deze innovaties. Het is misschien een goed advies om te beginnen met slechts een kleine kas, zeg 8 x 15 m, en op deze manier vertrouwd te raken met tuinbouw, zonder er nog volledig afhankelijk van te zijn. Op deze manier kan een persoon erin groeien. Maar ook daarvoor zijn voorzieningen nodig om de producten gezamenlijk op de markt te brengen. Ook vrouwengroepen kunnen op deze manier coöperatief een stap verdergaan dan alleen landbouw voor eigen gebruik.

2. Coöperaties en kleine ondernemingen. 

Als een aantal boeren bij deze processen betrokken is, worden er nieuwe stappen mogelijk naarmate de productie toeneemt. Zelfs als op een bepaald moment slechts 10 of 20 boeren meegaan in deze aanpak, is het haalbaar om iets te doen aan verwerking en verpakking. Dit voegt waarde toe en leidt weer tot een stijging van het inkomen. Vooral in het begin kan het handig zijn om bepaalde voorzieningen te delen. Dit kan een machine zijn om cassave te verwerken en meel te maken of een machine om sap te produceren, of simpelweg de kwaliteit van de verpakking verbeteren zodat de producten over grotere afstanden kunnen worden vervoerd en nieuwe markten kunnen bereiken. Als andere boeren het goede voorbeeld zien zullen ze volgen. Eerst kunnen boeren gezamenlijk inputs kopen. Coöperaties voor krediet zijn misschien moeilijk te realiseren, maar het Sacco-model van groepsleningen onder toezicht van een bank is een typische Afrikaanse oplossing die vaak werkt. Een coöperatie voor marktonderzoek biedt nieuwe uitdagingen in de zin van het handhaven van een standaardkwaliteit, certificering, constante levering enz. In samenlevingen waarin mensen en groepen mensen weinig vertrouwen in elkaar hebben kunnen coöperaties problematisch zijn. Training in het opbouwen van vertrouwen moet daarom bewust deel uitmaken van capaciteitsopbouw. En een goed advies zou zijn om de coöperatie niet te groot te maken. Hoe minder goed mensen elkaar kennen, hoe minder ze elkaar vertrouwen. Als 10 of 20 boeren de handen ineen slaan is dat al een enorme verandering.

3. Ketenmanagement, infrastructuur en regelgeving.

Zelfs om effectief de lokale markt te kunnen bereiken, kan een vorm van ketenbeheer nodig zijn. De producten moeten vervoerd en elders afgeleverd worden, meestal in de steden, bij voorkeur koel en goed verpakt. Dat vergt een goede logistiek, technologie en infrastructuur. Per product moet in kaart worden gebracht hoe vraag en aanbod bij elkaar kunnen worden gebracht om een ​​markt te kunnen garanderen. Bij uitvoer moet een goede samenwerking met de douane tot stand worden gebracht en moeten de producten worden gecertificeerd. Dat is ook belangrijk voor toegang tot supermarkten. De staatsautoriteiten zijn onmisbaar om dit te realiseren door het bedenken van ondersteunend beleid en regelgeving voor de verhoging van de landbouwproductie.

In de SURE-aanpak sluiten deze drie kwesties – investeringen, vaardigheden / technologie, capaciteit – nauw bij elkaar aan in een holistisch groeiproces, stap voor stap, beetje bij beetje, om gelijke tred te houden met de leercurve van de kleine boeren . Welke stappen moeten en kunnen worden ondernomen, hangt vaak af van de lokale context. Juist door groei in kleine stapjes kunnen de kleinschalige boeren het tempo bijbenen. De overdracht van nieuwe kennis kan er gemakkelijk toe leiden dat men hen over het hoofd schiet. Overweldigd door te veel informatie zullen de betrokken boeren de aangeboden kennis niet in zich opnemen. Alles ging te snel. Vaak leren mensen alleen door nieuwe informatie langzaam om te zetten in gewoonte en routine. Zo leerden boeren hun beroep vooral van de vorige generatie.

Dezelfde SURE-aanpak kan ook worden toegepast op andere gebieden, waar niet alleen nieuwe kennis en vaardigheden nodig zijn, maar ook een mentaliteitsverandering.

Dit is een fragment uit hoofdstuk 10 van Kroesen, J. Otto, Darson, R., Ndegwah J. David, 2020. Cross-cultural Entrepreneurship and Social transformation: Innovative Capacity in the Global South, Lambert, Saarbrücken, 331pp.

Het boek is te vinden door de titel te typen / kopiëren op het internet op zoek naar Researchgate, de relevante website. Een directe link is ook te vinden op de “links” pagina van deze website.