Vormen van zelf-ontzegging
De vormen van zelf-ontzegging die door het boeddhisme en het taoïsme zijn geïntroduceerd, moeten vanuit een historisch perspectief worden begrepen. Ze zijn niet het begin van een ontwikkeling, maar een eindpunt. Er zijn al twee lagen van waarden en instituties gecreëerd, voordat in de geschiedenis een vorm van zelf-ontzegging een expliciet onderdeel van de menselijke cultuur is geworden. In feite hebben we te maken met drie waardenlagen:
- De waarden van familie en clan (saamhorigheid, loyaliteit, traditie, etc.)
- De waarden van hiërarchie en controle (respect voor autoriteit, stratificatie in standen en beroepen, functioneel gedrag, enz.)
- De waarden van zelf-ontzegging en kritiek als morele tegenmacht.
Het is belangrijk om op te merken, dat de tegenkrachten van kritiek en ontkenning zijn uitgevonden, gecreëerd, geïntroduceerd om de excessen en het geweld van zelfbevestiging te corrigeren en tegen te gaan. Neem de waarden van hiërarchie en controle: het is op zich al een prestatie om een vorm van centrale controle te hebben ingevoerd door middel van strikt gezag en arbeidsdeling op basis van functionele taken. Zonder dergelijke vormen van samenwerking is de menselijke samenleving er slecht aan toe. Het vereist impliciet al zelfbeheersing, omdat leden van dergelijke samenlevingen zich moeten aanpassen. Hetzelfde geldt voor de waarden van saamhorigheid en loyaliteit, traditie van stam en familie. Die waarden introduceren impliciet reeds vormen van zelfbeheersing en abnegatie. Een mens mag niet teveel toegeven aan directe impulsen. Deel uitmaken van een groep is ook al een vorm van zelfbeheersing. Maar dezelfde waarde van saamhorigheid of gehoorzaamheid aan autoriteit kan als het ware een eigen leven gaan leiden. Het kan te veel worden. Het gevolg van te veel gezag is onderdrukking. Het gevolg van teveel saamhorigheid is uitsluiting en vervolging. Dientengevolge heeft de menselijke samenleving, voor zover zij de waarden van samenwerking en traditie enz. nodig heeft, ter compensatie ook waarden nodig, die tegen de stroom van de gevestigde samenleving ingaan.
Vier tradities van kritiek en ontkenning vallen op in de geschiedenis van de mensheid. Twee van die waardetradities zijn afkomstig uit het Oosten: het boeddhisme en het taoïsme. Twee van hen zijn afkomstig uit het Westen: het jodendom en het christendom. Ze zijn nieuw in vergelijking met de eerdere set van tribale en hiërarchische waarden. Ze staan zelfs in spanning met die eerdere waardensets.
Vier tradities van zelf-ontzegging en kritiek
- Het boeddhisme introduceerde de ontkenning van gehechtheid aan de uiterlijke realiteit van strijd en competitie: het oog objectiveert en kijkt door alles heen. Het haalt de druk van de ketel van woede en van de wil om iets te bereiken. Het is slechts Maya, uiterlijk. Het doet er niet echt meer toe. Zo beëindigt het boeddhisme de behoefte aan macht en woede.
- Het taoïsme introduceerde een andere waarde, het loslaten van (de behoefte aan) erkenning binnen de samenleving door niet mee te doen aan de stoelendans om de macht. Lao Zhu verdween achter een berg. Zich onbelangrijk maken in de samenleving, niet vechten voor respect en status, niets doen en terugtrekken, is paradoxaal genoeg een noodzakelijke voorwaarde om het juiste moment te vinden om te interveniëren. Zelfs zo’n interventie is als het ware ook zelf een vorm van niets doen, Wu Wei, letterlijk vertaald met “niet-handelen”. Een beweging van een pink kan het universum veranderen als het op het juiste moment wordt gedaan. Zo beëindigt het taoïsme de behoefte aan erkenning en status.
- Het Jodendom introduceerde de ontkenning van de heersende machten in functie van de ene macht van rechtvaardigheid die hen te boven gaat, en legde de nadruk op een gemeenschappelijke oorsprong van de mensheid, los van de mythen van elke groep. Deze kritiek op de heersende mythen geeft alle volkeren een gemeenschappelijke bestemming die verder gaat dan het zelfgenoegzame bestaan van elk individueel volk. Deze gemeenschappelijke bestemming haalt elke mythe onderuit waar stammen en naties aan zouden willen offeren.
- Het christendom heeft deze waarde geoperationaliseerd door de claim van een totale verandering op te geven, zoals die wordt geuit door de oudtestamentische profeten. In plaats daarvan werd een weg geopend van constante en geleidelijke verandering in beperkte stappen, maar altijd met het oog op die ultieme realiteit.
Als we dit kruisvormige diagram van tijd en ruimte in een ideaal-typische zin nemen, kunnen samenlevingen, religies, zelfs denominaties binnen religies, en de bijbehorende waarden ergens op een continuüm op een van de pijlen worden gezet (zie figuur boven ). Ze versterken elkaar ook en roepen elkaar op. In zekere zin hebben ze elkaar nodig. Ze moeten door elkaar worden aangevuld en gecorrigeerd. Bijvoorbeeld: een kritische houding ten opzichte van de heersende machten kan ook eenzijdig worden en opties voor geleidelijke verandering veronachtzamen. Jezelf niet belangrijk maken in combinatie met een afstandelijke houding in de strijd om het bestaan, hoewel verschillende waarden en kwaliteiten, kunnen elkaar helpen en ondersteunen. In China verkeerden het boeddhisme en het taoïsme vaak in een dergelijke symbiose. Zonder herkenning, onbelangrijk en tegelijkertijd kritisch zijn, kan soms ook nodig zijn. Dat was vaak de houding van de taoïsten in China tijdens de vele boerenopstanden. Op een vergelijkbare manier kunnen de boeddhistische houding van zelf-ontzegging en een meelevende christelijke houding elkaar soms aanvullen om te voorkomen dat het boeddhisme te passief wordt en de christen streeft naar te veel actie en verandering, enz. enz. Deze vier spirituele houdingen en tradities kunnen echter beter niet worden begrepen als te herleiden tot een gemeenschappelijke noemer. Alsof ze hetzelfde zouden bedoelen. Uiteindelijk willen ze allemaal de eenheid van de mensheid, maar langs verschillende wegen. Het zijn hun verschillen die ze voor elkaar betekenisvol maken, als ze de oppositie kiezen tegenover elkaar, elkaar corrigeren en elkaar aanvullen zoals echte mensen dat doen.
Bovenstaande figuur vat deze twee sets waarden samen op de assen van ruimte (verticaal: de binnenkant van afstemmen op elkaar en op de werkelijkheid buiten) en tijd (horizontaal: de spanning en interactie tussen verleden en toekomst). Aan de bekende aan de ruimte georiënteerde termen subject en object voor binnen en buiten, worden de termen van traject en preject toegevoegd als equivalenten voor de tijdas.
Oost en West
Waar Oost en West elkaar ontmoeten, komen ook deze twee sets waarden samen. Deze waarden bestaan niet alleen in abstracto. De verschillende beschavingen en samenlevingen die onze planeet bevolken, zijn hun belichamingen. Of we het nu ons onderbewustzijn noemen of onze ziel, op de een of andere manier dragen we een bepaald erfgoed met ons mee, dat ons vormt. Dat betekent dat we in morele zin, in ons gevoel en onze kijk, gevormd zijn door de sets waarden van onze culturen en religies. We zijn voorgevormd door ons onderwijs, onze ouders, onze scholen en autoriteiten om op een bepaalde manier te reageren. We klampen ons vast aan bepaalde waarden als oplossing, zelfs vóór alle reflectie. We zien een rood licht wanneer we bepaald gedrag zien dat we niet kunnen toestaan. We beschouwen bepaalde vormen en uitingen van eigenbelang als legitiem, maar andere kunnen we niet tolereren. Zo zien westerse landen een bottom-up benadering van de pluralistische publieke opinie en onderlinge kritiek als een vanzelfsprekend onderdeel van het maken van politiek beleid. Door oosterse politici kan hetzelfde gedrag worden gezien als een bedreiging voor de samenhang van de samenleving en als chaos. Als iedereen zijn eigen mening heeft, wordt bestuur en beleid in hun ogen onmogelijk.
Koningen, keizers, vorsten hebben aanvankelijk misschien de macht gegrepen in een naïeve poging tot zelfbevestiging van een speciale groep in naam van haar groepsidentiteit of haar goden (groepsidentiteiten en goden zijn min of meer hetzelfde gezien vanuit het perspectief van de sociale functie van religie). Maar voor een continu centraal bestuur op grotere schaal is een vorm van zelfbeheersing van de heersers altijd een noodzakelijke voorwaarde geweest. Heersers die geen zelfbeheersing kennen, kunnen niet omgaan met andere politieke en morele systemen dan de hunne en kunnen niet omgaan met het tactische management en de sensitieve onderhandelingen die nodig zijn om de hardnekkige zelfbevestiging van diverse tegenstanders te overwinnen en / of hen te coöpteren. Een duurzaam grootschalige politieke eenheid te vestigen vereist het vermogen om op enigerlei wijze toe te geven aan en om te gaan met dat wat anders is. Als gevolg hiervan vinden we in de meer geavanceerde vormen van Rijksculturen ten minste drie verschillende waardenlagen – de waarden die hierboven zijn genoemd: die van respectievelijk stam, rijk, en zelf-ontzegging.
Het axiale tijdperk wordt in dit opzicht algemeen beschouwd als een beslissend keerpunt in de geschiedenis van de mensheid. Sinds het axiale tijdperk, wat daar ook precies wel of niet toe gerekend wordt, komen deze vier genoemde tradities van zelf-ontzegging op. Ze hebben allemaal kritiek geuit op onrechtvaardig bestuur, maar tegelijkertijd zijn ze van fundamenteel belang voor bestuur op grotere schaal. Heersers konden steeds een betere prestatie laten zien als de kritiek werd geïnternaliseerd in het politiek systeem. Het bezorgde hen een breder repertoire van actie, reflectie en oordeel. Het stelde hen beter in staat om met moeilijke en koppige mensen om te gaan zonder een conflict te raken en zonder dat conflicten te ernstig werden. Het gaf hen de mogelijkheid om met heel verschillende sets waarden om te gaan door vier genoemde componenten van flexibiliteit aan hun repertoire toe te voegen.